Artikel uit Utrechts Nieuwsblad van 22-04-2003
Dit jaar is het vijftien jaar geleden dat de housemuziek haar intrede deed in Nederland. Nadat het genre in de jaren negentig in een razend tempo wortelde en vertakte, is anno 2003 een miljoenenindustrie ontstaan en verovert het Nederlandse danceproduct de wereld. Toch blijft de muziek in ontwikkeling.
Door Mark van Bergen
Vreemd hoe dat gaat: house heeft een \’vroeger\’ gekregen. Hoe nieuw en jong de muziek voor sommigen nog mag klinken en voelen, er worden al sinds een paar jaar retro-feestjes gegeven, opgehangen aan de \’klassiekers\’ van weleer. En dit house-archief vormt ondertussen al tijden een favoriete visvijver voor de nieuwe lichting producers.
Het is ook niet niks, vijftien jaar. Al is het maar vanwege de gedachte dat de tweede generatie zich aandient: kinderen van ouders die er eind jaren tachtig als eersten op dansten, luisteren nu zelf naar house en het zal niet al te lang meer duren of ze bezoeken hun eerste feest of club. Alle reden dus voor nostalgie, al is het maar om je kroost uit te leggen hoe het allemaal ook weer begon.
Het échte begin, daar waren we niet bij. Dat speelde zich af in een oud fabriekspand in Chicago, om en nabij 1980. Als huis-dj van de club Warehouse experimenteerde Frankie Knuckels met een mengelmoes van stijlen: disco (op dat moment dé clubmuziek), funk en Europese synthesizermuziek. Knuckels draaide ze niet alleen naast, maar ook door elkaar (mixen) en voegde zelf electronische effecten toe.
Het publiek raakte lyrisch en al snel werd ook bij de lokale concurrentie gesmeekt om de muziek van (bijgenaamd) \’the house\’. Een begrip was geboren. Binnen no-time ontstonden in Chicago tientallen labels rond het energieke geluid. Dat kende steevast vier componenten: een zware beat (meestal rond de 120 bpm – beats per minute), een heldere hi-hat (bekken), een pompende baslijn en een eenvoudige melodie of tekst.
Terwijl house in Amerika volop evolueerde, duurde het nog tot 1988 voordat ze Europa bereikte. Dat gebeurde op Ibiza, tijdens de \’summer of love\’ (een parodie op die van 1969). Die dankt zijn reputatie niet alleen aan de kennismaking met house (preciezer: \’acid house\’, op dat moment hip in Amerika), maar ook aan de nieuwe \’lovedrug\’ ecstasy. Beide fenomenen maakten een verpletterende indruk en verspreidden zich over het continent.
De Nederlandse primeur wordt toegerekend aan de Amsterdamse club RoXy, waar onder anderen dj Eddy de Clerq een stomverbaasd publiek op de nieuwe sensatie trakteerde. In leegstaande loodsen werden daarnaast talloze illegale acid-parties gehouden. Typerend voor de beginfase was het sterk vasthouden aan wat wel de \’code\’ werd geacht: gele smiley (acidsymbool) op de buik, fluitje om de nek en dansen maar, het liefst met wijde armgebaren. Zo begon de house aan een ware zegetocht langs discotheken. Het leek nog slechts een kwestie van tijd voordat de commercie er lucht van zou krijgen. Dat gebeurde begin jaren negentig, toen Nederlandse producers zich op de hitparade gingen richten en de eerste dance-acts (Twenty 4 Seven, Sonic Surfers) zich aandienden. IJkpunt (\’is dit nu house?\’) voor veel Nederlanders is nog altijd \’James Brown is dead\’ van L.A. Style, het eerste danceproject van Wessel van Diepen.
Maar \’hoe\’ house precies klonk, was toen al niet meer te zeggen. Toen de rook van het acidvuur was opgetrokken, bleken er allerlei vonken overgeslagen: naar de minimale \’techno\’ en de soulvolle \’deep house\’, bijvoorbeeld. Ook ontstonden er fusies: new age inspireerde de rustige \’ambient house\’ en hiphop de triphop en de met raps geïnjecteerde \’hiphouse\’ (later weer een basis voor de commerciële \’eurodance\’, met in Nederland 2 Unlimited als voornaamste exponent).
Het meest bepalend voor Nederland werd de \’gabber-house\’, die vanaf 1990 sluimerde in de underground en vier jaar later uitbloeide tot de grootste jongerencultuur sinds de hippie-tijd. Gabber betekende in alle opzichten versnelling: qua muziek (minimaal 180 bpm), uiterlijk (kale koppen en trainingspakken) en drugs (\’speed\’). Ook de schaalvergroting van de house in het algemeen kreeg een groeistuip: gabber verplaatste house van de clubs naar de grote, grotere en grootste sporthallen. En de toch al rijzende status van de dj kreeg goddelijke proporties.
Maar zoals zoveel rages, strandde ook gabber uiteindelijk in haar eigen succes. Grootste boosdoener was de op kids en hits gerichte \’happy hardcore\’ van artiesten als Gabber Piet, Mosselman en Party-Animals, die midden jaren negentig opkwam. De ware gabbers gruwden van zoveel misbruik en trokken zich in 1997 terug uit de scene. Pas vorig jaar kwam de hardcore weer tot leven, in oude én nieuwe gedaante (\’hardhouse\’, \’hardstyle\’).
Het gabbertijdperk zette ook de speler in de markt die nog altijd als de meest invloedrijke van het Nederlandse dancelandschap geldt: ID&T. Het bedrijf liet bureau KPMG onlangs onderzoeken hoe groot onze scene is. Conclusie: dance is, vooral door deze Amsterdamse gigant, met 800 duizend party-bezoekers (tegen 40 duizend tien jaar terug) een miljoenenindustrie geworden waarin dj Tiësto zonder moeite \’solo\’ het Gelredome vol krijgt.
En de feestneus van ID&T ruikt meer. Een Sensation-editie in Zuid-Korea moet deze zomer de opmaat vormen voor een internationale bestorming met de hier zo succesvolle concepten. Ook organisaties als UDC en Chemistry hebben grootse plannen in het buitenland. Succes lijkt haast verzekerd: op de Winter Music Conference in Miami, de belangrijkste internationale dance-beurs, bleek onlangs nog hoe populair de Nederlandse concepten in de verschillende continenten zijn.
De muzikale levensduur van de house heeft menigeen verbaasd. Medio jaren negentig werd voorspeld dat met name de monotone vierkwartsbeat geen lang leven beschoren zou zijn. Inderdaad werd daar niet veel later door veel producers mee gebroken; eerst bijvoorbeeld in \’jungle\’, \’drum \’n bass\’ en \’bigbeat\’, later in de (herondekte) electro en in breaks, genres die momenteel in de underground de dienst uitmaken. Sinds die aanwas is house eigenlijk onderdeel geworden van de verzamelnaam \’dance\’.
Toch: \’the beat goes on\’, ook in het niet-commerciële circuit. In techno en (tech)house bijvoorbeeld is de monotone basdrum nog steeds een kloppend hart, dat toch weer nieuw bloed laat rondstromen. Bovendien dienen zich nog altijd nieuwe housevarianten aan: naast de al genoemde hardhouse en hardstyle doet ook de disco-georiënteerde house het momenteel goed. Opvallend is dat beide stromingen uit het verleden putten.
Duidelijker kan het signaal eigenlijk niet zijn: na vijftien jaar house heeft de verveling nog altijd niet toegeslagen. Sterker nog: het verleden zelf staat nu aan de basis van de nieuwste stromingen. De verversing van de house mag dan niet meer zo snel gaan als tien jaar terug, haar uiterste houdbaarheidsdatum lijkt nog lang niet in zicht.